Gevel renoveren met buitenisolatie

Op basis van het stappen plan weergegeven in onderstaande figuur (Figuur 2) is het mogelijk de toepassing en het ontwerp van een buitenisolatie structureel aan te pakken.

  • Allereerst is het belangrijk een goede analyse van de bestaande situatie uit te voeren.
  • Wanneer de gevel aan de gestelde eisen voldoet, wordt de warmteweerstand van de geïsoleerde muur bepaald.
  • Op basis van de uitgevoerde diagnose en de beoogde warmteweerstand wordt een buitenisolatiesysteem gedimensioneerd en een geschikt isolatiemateriaal geselecteerd.

Diagnose van de bestaande gevel

Een gedetailleerde analyse van de bestaande toestand van de buitenmuur vindt plaats op basis van het binnen RenoFase ontwikkelde Diagnose-rapport en de bijhorende tool, voor de analyse van bestaande problemen en pathologieën. Specifiek voor de toepasbaarheid van buitenisolatiesystemen wordt een analyse uitgevoerd op basis van WTCB Infofiche 47 [Dirkx, et al. 2007]. Met betrekking tot de toepasbaarheid van buitenisolatie dient worden rekening gehouden met de volgende aspecten:

  • Wachttijd na het beëindigen van herstelwerkzaamheden: Eventuele herstelwerkzaamheden aan de ondergrond dienen minimaal 3 maanden geleden te zijn beëindigd.
  • De ondergrond (aan de buitenzijde): deze dient stabiel, vlak, zuiver en samenhangend te zijn.
    • Een beperkte aanwezigheid van stof
    • Geen degradatie, oneffenheden of afbrokkeling van bestaande bekleding (onder beperkte mechanische belasting)
    • Voldoende hechting
    • Geen (loszittende) verfresten
  • De bestaande gevel vertoont geen zichtbare schade (bijv. sporen van vocht) of aanwezigheid van vochtbronnen. Eventuele vochtproblemen dienen eerst te worden opgelost alvorens de isolatie wordt geplaatst:
    • Afwezigheid van vochtige zones, kringen, zichtbare verkleuringen aan het oppervlak.
    • Mos, algen, en schimmel: geen groene of donkere afzetting
  • Vocht gerelateerde binnenwerken (bijv. in verband met herstellingen aan vloeren en muurbepleisteringen) zijn uitgevoerd en beëindigd.
  • De raamkaders zijn geplaatst, het schrijnwerk is behandeld of beschermd, en eventuele doorboringen in de gevel zijn uitgevoerd. Tevens dienen additionele (gevel)elementen zoals roosters, regenwaterafvoeren, kabelleidingen, dakranden- en raamdorpels geplaatst en beschermd te zijn.

Voor een gedetailleerde analyse van de bestaande gevel wordt verwezen naar Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie (draft) [Dirkx et al. 2010] en de STS Buitenisolatiesystemen [STS 71-2 Buitenisolatiesystemen (draft)].

Aandachtspunten

Wanneer de toestand van de bestaande gevel voldoet aan bovenstaande voorwaarden, wordt een geschikt buitenisolatiesysteem geselecteerd. Hierbij dient men rekening te houden met de volgende aandachtspunten:

  • De vochtbelasting op de gevel tijdens het uitvoeren van de werken is beperkt. Tijdens eventuele herstelwerkzaamheden wordt de infiltratie van regenwater in de muren voorkomen, doordat onder meer de afvoerleidingen voor regenwater zo snel mogelijk worden aangelegd.
  • Speciale aandacht dient te worden besteed aan de detaillering van de muurvoet, de aansluiting met ramen en deuren, en dakranden.
  • De werken dienen te worden uitgevoerd conform de richtlijnen van de producent (ETA, ATG) van het toegepaste systeem.
  • Na de werken is het belangrijk dat aandacht wordt besteed aan het onderhoud van het buitenisolatiesysteem ter voorkoming van mos- en algengroei, atmosferische vervuiling, kleurvariaties en beschadigingen.

Thermische verbetering

De verbetering van de thermische weerstand van de gevel wordt bepaald op basis van de U-waarde van de gevel. Figuur 3 illustreert de typische dikte van de thermische isolatie van een buitenisolatiesysteem wanneer het systeem voldoet aan de premie-eisen (anno 2014) met een warmteweerstand van de isolatie (Riso) van 3.5 m2K/W en de maximale U-waarde (Umax) conform de EPB-eisen voor nieuwbouw 0.24 W/(m2K). De figuur geeft de isolatiedikte weer voor verschillende isolatiematerialen: minerale wol (MW), geëxpandeerd polystyreen (EPS), polyurethaan (PUR), polyfenol (PF), houtvezel (WF), geëxtrudeerd polystyreen (XPS), en cellenglas (CEL) – Andere systemen (oa. capillair actieve) zijn nog onderworpen aan onderzoek en kunnen deze lijst op termijn vervolledigen.

Een voordeel van een buitenisolatiesysteem is dat de gevel omhuld wordt door een continue laag thermische isolatie, waardoor het risico op koudebruggen gering is. Tevens heeft een buitenisolatiesysteem geen of een beperkte invloed op de thermische massa van het gebouw.

Figuur 3: Typische dikte van de isolatie van een buitenisolatiesysteem voor een minimale warmteweerstand van 3.5 m2K/W en maximale U-waarde van 0.24 W/m2K voor verschillende isolatiematerialen.

Systeemkeuze

In de huidige bouwpraktijk onderscheidt men twee type systemen (Tabel 1), waarbij het onderscheid wordt gemaakt op basis van de al dan niet aanwezigheid van een luchtspouw achter de gevelbekleding. Deze luchtspouw zorgt voor een drukvereffening en vochtafvoer  [STS 71-2 Buitenisolatie-systemen (draft)].

Systemen met een luchtspouw

  1. Voorhanggevels bestaande uit:
    • Een ter plaatse aangebrachte bekleding met als meest voorkomende bekledingstypes: planchetten, platen, pannen of leien.
    • Een luchtspouw aan de achterzijde van de bekleding
    • Eventueel een regenscherm
    • Een thermische isolatielaag
    • Alle bevestigingen zijn mechanisch en/of verlijmd, en omvatten eventueel een stijl- en regelwerk.

[WTCB TV 243 Gevelbekledingen uit hout en plaatmaterialen op basis van hout]

  1. Systemen met een buitenspouwblad in metselwerk: Een systeem voor de buitenisolatie van gevels onderaan gedragen (bijvoorbeeld op een fundering) en aan de bevestigingswand bevestigd met spouwankers, met de volgende opbouw:
    • Een ter plaatse uitgevoerd buitenspouwblad in steenachtig metselwerk als bekleding
    • Een (eventuele) luchtspouw aan de achterzijde van de bekleding
    • Fabrieksmatig of in-situ geplaatste isolatie
    • Mechanische bevestigingen

Systemen zonder luchtspouw

  1. Systemen met bekleding gekleefd op de isolatie met de volgende opbouw:
    • Een pleisterlaag en/of gelijmde bekleding (bijvoorbeeld strips of tegels) in-situ op de isolatie aangebracht
    • Fabrieksmatig vervaardigde isolatie verlijmd en/of mechanisch bevestigd op de draagstructuur

(External Thermal Insulation Composite Systems, ETICS) [Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie (draft)]

  1. Vetures bestaande uit:
    • Een bekleding fabrieksmatig aangebracht op de isolatie (al dan niet mechanisch) met als meest voorkomende bekledingstypes platen of strips.
    • De elementen met isolatie en bekleding worden mechanisch bevestigd op de draagstructuur

[Grégoire et al. 2011]

Tabel 1: Overzicht van buitenisolatiesystemen in de actuele bouwpraktijk

Wanneer de bestaande gevel bestaat uit een spouwmuur is het mogelijk om het buitenspouwblad te slopen en dit te vervangen door een buitenisolatiesysteem. In dit geval is het mogelijk om een betere thermische prestatie te realiseren dan de thermische prestatie overeenkomend met een typische spouwbreedte van 5cm. Het binnenspouwblad dient in dit geval aan de in paragraaf 3.1 gestelde eisen te voldoen.

Tevens is het mogelijk om bovenstaande buitenisolatiesystemen te combineren met spouwisolatie, een na-isolatie van de spouw of een binnenisolatie.

Uitvoeringstechniek

De uitvoering van een buitenisolatie kan worden onderverdeeld in de volgende fasen:

  1. Voorbereidende werken
    • Voorafgaande controles en onderzoeken van de ondergrond (Diagnose)
    • Bouwplaatsinstallatie bestaande uit een droge en vorstvrije opslag van de materialen en apparatuur, installatie van de steigers, en voorzieningen voor het verwijderen en sorteren van het afval.
    • Voorbereiding ondergrond – egaliseren van de ondergrond
  2. Uitvoering van de isolatie
    • Plaatsing van het sokkelprofiel
    • Plaatsing van de isolatiepanelen
  3. Uitvoering van de buitenafwerking
    • Plaatsen van de profielen en weefselstroken: het op maat snijden van toebehoren, het voorbereiden van eventuele kleefproducten en mechanische bevestigingen.
    • Het bevestigen of plaatsen van de buitenafwerking.

Ten aanzien van de uitvoering van buitenisolatiesystemen is behalve het vermijden van koudebruggen, hetgeen wordt gerealiseerd door een correcte detaillering, belangrijk om rekening te houden met de volgende aspecten:

  • Bescherming van de bestaande werken: Met name bij het aanbrengen van het pleister dient men erop te letten dat houten, kunststof of aluminium ramen en deuren voldoende beschermd worden . Deze bescherming wordt verwijderd na het beëindigen van de pleisterwerken.
  • Weersomstandigheden tijdens de uitvoering: Blootstelling van het buitenisolatiesysteem aan extreme omstandigheden, zoals hoge/lage omgevingstemperaturen, blootstelling aan volle zon, (droge) wind, slagregen, vochtige of bevroren ondergrond dient te worden voorkomen.
  • (Hygro)thermische spanningen ten gevolge van bewegingen van de verschillende materialen: Dergelijke spanningen kunnen worden gereduceerd door het op de juiste plaats voorzien van uitzettings- en dilatatievoegen, profielen, en wapeningsnetten.

Detaillering

Ten aanzien van de detaillering bij de toepassing van een buitenisolatiesysteem is het belangrijk rekening te houden met de volgende aandachtspunten:

  • De fundering en muurvoet
  • De positionering van het schrijnwerk ten opzichte van het buitenisolatiesysteem
  • Muurkappen en raamdorpels (met zijdelingse opkanten) welke ervoor moeten zorgen dat het regenwater uit het gevelvlak wordt afgevoerd
  • Dakoversteken met een voldoende overstek
  • Voldoende luchtdichte gebouwschil ter voorkoming van in/exfiltratie van lucht.

 Aansluiting van de muurvoet

Onderstaande Figuur 4 toont de aansluiting van een ETICS systeem met de muurvoet, bestaande uit de isolatie van de ETICS, het pleister, het dragende metselwerk, een plint uit natuursteen, de sokkelisolatie, zwelband en sokkelprofiel, en bevestiging van het sokkelprofiel (ofwel steunprofiel). De aansluiting met de muurvoet wordt gerealiseerd door de plaatsing van een geïsoleerde plint (bijv. natuursteen of beton) tot 30cm boven het maaiveld, waarbij ter vermijding van koudebruggen ofwel een thermische snede wordt gecreëerd door toepassing van een isolerende bouwblok, ofwel de sokkelisolatie zodanig ver in de grond doorloopt opdat het traject van de warmteverliesstroom tussen binnen- en buitenomgeving minstens 1 meter is.

Dikwijls is de noodzaak voor het toepassen van een dergelijke oplossing tot het reduceren van de warmteverliezen ten gevolge van deze koudebrug afhankelijk van het type project. Wanneer een gevel wordt geïsoleerd tot een zeer lage U-waarde is het onvermijdelijk om dergelijke koudebruggen te minimaliseren. Indien een gevel slechts met enkele centimeters thermische isolatie wordt geïsoleerd wordt aanbevolen om koudebruggen zoveel mogelijk te reduceren.

Figuur 4: Aansluiting van een buitenisolatiesysteem met de muurvoet [Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie (draft)]

 Positie van het buitenschrijnwerk

Idealiter worden de ramen in een neg geplaatst ofwel gelijkliggend met het buitenvlak van de dragende muur ofwel excentrisch bij de uitlijning van de buitenste isolatielaag (Figuur 5). Bij de vervanging of verplaatsing van een venster is het belangrijk een voldoende dik raamkozijn te voorzien om de correcte uitvoering van een isolatiesysteem met de buitenafwerking toe te laten of om een plaatsing in een geïsoleerde neg mogelijk te maken. Tevens moeten raamdorpels (met zijdelingse opkanten) toelaten om het regenwater uit het gevelvlak af te voeren. De afwerking dient in hetzelfde vlak te liggen als de uiteinden van de opkanten.

Figuur 5: Excentrische plaatsing van het venster bij de uitlijning van de buitenste isolatielaag (rechts) met zijdelingse opkanten (links)

Voor bijkomende informatie omtrent de detaillering en specifieke plaatsing van het raamkader ten opzichte van de isolatie wordt verwezen naar Technische Voorlichting Bepleistering op Buitenisolatie (draft) en Technische Voorlichting 243.

Aansluiting met dakranden

Figuur 6 en Figuur 7 tonen de aansluiting van een buitenisolatiesysteem met respectievelijk een plat dak en een hellend dak. In beide gevallen is het belangrijk dat de dakisolatie aansluit op de gevelisolatie opdat koudebruggen worden vermeden.

Figuur 6: Aansluiting van een buitenisolatiesysteem met een platdak

Figuur 7: Aansluiting van een buitenisolatiesysteem met een hellend dak

Referenties

  1. Steskens P, Vrijders J, Vanhellemont Y, Van Den Bossche J, De Meersman G, Van Den Bossche N, Roels S, Vereecken E. Diagnose van de bestaande toestand. Rapport RenoFase WP1 (draft).
  2. Dirkx I, Eeckhout S, Grégoire Y. 2010. Checklist: uitvoering van buitengevelisolatiesystemen. WTCB Infofiche 47.
  3. Technische Voorlichting Bepleistering op BuitenisolatieETICS – (draft), WTCB.
  4. Federale Overheidsdienst Economie, Middenstand en Economie. 2003. Buitengevelisolatiesystemen met een pleisterafwerking: plaatsingstechniek en uitvoeringsdetails. BUtgB Informatieblad 2003/2.
  5. STS 72-1 Buitenisolatiesystemen (draft). FOD Economie.
  6. Technische Voorlichting 243. 2011. Gevelbekleidingen uit hout en plaatmaterialen op basis van hout. WTCB.
  7. Technische Voorlichting 209. 1998. Buitenbepleisteringen. WTCB.
  8. Dirkx I, Grégoire Y, 2014. Nieuwe aandachtspunten voor ETICS. WTCB Contact 2014/4, pp. 21.
  9. Boes C, Grégoire Y. 2009. De ETICS in de schijnwerpers. WTCB Contact 2009/2
  10. Dirkx I, Eeckhout S, Grégoire Y. 2009. Onderhoud van ETICS. WTCB Contact 2009/3
  11. Grégoire Y, Godderis E. 2009. ETICS: Het pleister. WTCB Contact 2009/4.
  12. Grégoire Y. 2012. Toleranties voor ETCS. WTCB Contact 2012/4.
  13. Grégoire Y, Godderis E. 2011. ETICS: De isolatie en haar plaatsing. WTCB Contact 2011/2.
  14. Grégoire Y. 2011. Harde op isolatie verlijmde gevelbekleding. WTCB Contact 2011/4.

© 2015 - Renofase. All Rights Reserved.