Onderstaande Figuur 8 toont het stappenplan voor de navulling van spouwmuren.
Allereerst is het belangrijk een goede diagnose van de bestaande spouwmuur uit te voeren.
Wanneer de gevel aan de gestelde eisen voldoet, is het belangrijk een gecertificeerde installateur te kiezen die werkt overeenkomstig de vastgelegde procedure voor de na-isolatie van spouwmuren in STS 71-1.
Op basis van de uitgevoerde diagnose en in overleg met de gecertificeerde installateur wordt een geschikt isolatiemateriaal/-systeem geselecteerd dat bij voorkeur beschikt over een Technische Goedkeuring of ATG en worden de werken uitgevoerd conform Technische Voorlichting 246 [Janssens et al. 2012] en STS 71-1 [STS 71-1 2012].
Een analyse van de bestaande toestand van de bestaande spouwmuur wordt uitgevoerd op basis van de RenoFase Diagnose-tool en de criteria gepubliceerd in STS 71-1 en toegelicht in Technische Voorlichting 246. Op basis van de uitgevoerde analyse wordt geconcludeerd dat de toestand van de gevel aan de volgende voorwaarden voldoet, en navulling van de spouwmuur toepasbaar is als:
De bestaande gevel in goede staat verkeert, met een goede staat van het metselwerk (stenen en voegen). De buitenafwerking van de gevel een relatief grote dampdoorlatendheid heeft, geen belangrijke scheurvorming, geen tekenen van regendoorslag, vorstschade of andere vormen van degradatie vertoont.
De gemiddelde breedte van de luchtspouw minimaal 50 mm bedraagt, waarbij de breedte van de luchtspouw gemeten wordt volgens de richtlijnen (TV 246).
Zowel een voldoende aantal spouwankers (in goede staat) als de vereiste spouwdrainage, en – eventueel – ventilatie (open stootvoegen) aanwezig zijn.
In het geval van een bepleisterde gevel, de bepleistering in goede staat verkeert, zonder belangrijke scheurvorming, regendoorslag of andere vormen van schade.
De belasting van de gevel door wind, slagregen, of thermische spanningen relatief laag is, waarbij deze belasting wordt beoordeeld aan de hand van de in Technische Voorlichting 246 gestelde richtlijnen voor de maximale gevelhoogte en terreinruwheidscategorie.
Het binnenklimaat relatief droog is en het gebouw is uitgerust met een goedwerkende, efficiënte ventilatie en verwarmingssysteem. Voor gebouwen met binnenklimaatklasse 4 (overdekte zwembaden, textielfabrieken, etc. [Vandooren 2004]) is na-isolatie van spouwmuren af te raden tenzij aangepaste maatregelen worden genomen voor de beheersing van de relatieve vochtigheid. Tevens is in deze gevallen een aanvullende hygrothermische studie vereist.
Wanneer de toestand van de bestaande gevel voldoet aan bovenstaande voorwaarden wordt een geschikt isolatiemateriaal/-product geselecteerd. Hierbij dient men rekening te houden met de volgende aandachtspunten:
De buitenafwerking van de gevel is dampdoorlatend. Wanneer men verkiest om een verf of pleister op de bestaande gevel aan te brengen is het belangrijk dat deze damp-open is. Op deze manier kan de gevel maximaal drogen.
De vocht- en vorstbelasting van de gevel is beperkt.
Het gebouw beschikt over een gezond binnenklimaat, goed-functionerende ventilatie, verwarming en klimaatregeling (of dit wordt voorzien tijdens de renovatie).
Inwendige condensatie wordt voorkomen door een goede luchtdichtheid en tevens is aandacht besteed aan de aansluiting tussen de isolatie en de bestaande gevel ter voorkoming van luchtspouwen en kieren.
Bouwknopen zijn goed ontworpen en zodanig gedetailleerd ter voorkoming van koudebruggen.
De verbetering van de thermische weerstand van de gevel wordt bepaald aan de hand van de richtlijnen en methodiek gepubliceerd in TV 246. Hierbij dient echter worden vermeld dat de gerealiseerde thermische verbetering afhankelijk van de beschikbare dikte van de spouw. Error! Reference source not found. toont de dikte van de spouwisolatie die typisch nodig is voor het voldoen aan de maximale U-waarde (Umax) conform de EPB-eisen voor nieuwbouw 0.24 W/(m2K). De figuur geeft de isolatiedikte weer voor verschillende isolatiematerialen: minerale wol (MW), geëxpandeerd polystyreen (EPS), polyurethaan (PUR), polyfenol (PF), houtvezel (WF), geëxtrudeerd polystyreen (XPS), en cellenglas (CEL). In de praktijk zal een dergelijke spouwbreedte niet beschikbaar zijn waardoor doorgaans een resulterende U-waarde tussen 0.4 W/m2K en 1.1 W/m2K in de lopende delen wordt bereikt.
Overeenkomstig STS 71-1 komen kunststofschuimen, vezels en granulaten in aanmerking voor gebruik bij na-isolatie. Deze isolatiematerialen/-producten kunnen worden toegepast wanneer deze beantwoorden aan de voorschriften gesteld in STS 71-1.
Ten aanzien van de uitvoeringstechniek van een spouwvulling is het belangrijk rekening te houden met het volgende:
Buitenafwerking: het is mogelijk om de oorspronkelijke spouwmuur van een buitenafwerking, zoals een pleister, verf of waterwerende impregnatie (hydrofobering) te voorzien. De buitenafwerking beschermt de gevel tegen slagregen en mag tevens de droging van de gevel niet belemmeren. Een buitenafwerking moet beschikken over dampdoorlatende eigenschappen, waarbij de dampdiffusieweerstand (μd [m]) van de buitenafwerking kleiner is dan 0.05 m. Een behandeling met een waterwerend middel mag niet worden beschouwd als een universele oplossing om vochtproblemen op te lossen. Voordat men een waterwerende impregnatie uitvoert, is het aan te bevelen een bouwfysische studie uit te voeren naar mogelijke effecten. Afhankelijk van de toestand van de oorspronkelijke gevel kan een waterwerende behandeling de prestatie van de gevel verslechteren en kunnen zich (vocht)problemen manifesteren.
De binnenafwerking dient in goede staat te verkeren, zodat het risico op een verminderde luchtdichtheid en inwendige condensatie wordt vermeden.
Het navullen van spouwmuren beperkt zich niet tot de prestaties en de functionaliteit in het volle vlak. Het voorkomen en vermijden van eventuele problemen met de aansluitingen tussen de spouwmuur en ander gebouwdelen is essentieel.
In bestaande gebouwen zonder vochtproblemen, vormt de aanwezigheid van koudebruggen normaalgesproken geen belemmering voor het na-isoleren van de spouwmuur. De oppervlaktetemperaturen aan het binnenoppervlak en ter plaatse van de bouwknopen liggen immers hoger dan bij de ongeïsoleerde spouwmuur.
Steskens P, Vrijders J, Vanhellemont Y, Van Den Bossche J, De Meersman G, Van Den Bossche N, Roels S, Vereecken E. Diagnose van de bestaande toestand. Rapport RenoFase WP1 (draft).
Janssens A, Wagneur M, Wijnants J, Winnepenninckx E. 2012. Technische Voorlichting 246. Na-isolatie van spouwmuren door het vullen van de luchtspouw. WTCB
STS 71-1. 2012. Na-isolatie van spouwmuren door insitu vullen van de luchtspouw met nominale breedte van minstens 50mm. FOD Economie.
Vandooren O. 2004. Binnenklimaatklassen. WTCB Infofiche nr. 11.